Peugeot 308: Park Assist
Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren: het detecteert een parkeerplek en neemt vervolgens het sturen van u over bij het inparkeren.
Het systeem bedient de stuurinrichting terwijl de bestuurder het gaspedaal, het rempedaal, de versnellingsbak en de koppeling (handgeschakelde versnellingsbak) bedient.
Tijdens het in- en uitparkeren informeert het systeem de bestuurder met beelden op het scherm en geluidssignalen, zodat hij erop kan toezien dat de manoeuvres veilig worden uitgevoerd. Bij het parkeren kan het noodzakelijk zijn dat u enkele keren moet steken.
De bestuurder kan op elk gewenst moment het stuur zelf weer overnemen.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de bestuurder die echter
te allen tijde zijn aandacht op het verkeer moet blijven vestigen.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat de auto tijdens de gehele manoeuvre onder controle blijft en geen obstakels kan raken. Onder bepaalde omstandigheden detecteren de sensoren mogelijk geen kleine obstakels die zich in hun dode hoeken bevinden. |
De functie Park Assist werkt niet als de motor is afgezet. |
De Park Assist assisteert u bij de volgende parkeermanoeuvres:
A. Fileparkeren.
B. Uitparkeren na fileparkeren.
C. Haaks inparkeren.
Tijdens de manoeuvres draait het stuurwiel snel rond: houd daarom het stuurwiel niet tegen, steek niet uw handen tussen de spaken en zorg dat ook uw kleding, uw sjaal of stropdas, uw handtas en dergelijke niet tussen de spaken terechtkomen - Kans op letsel! |
Als de Park Assist is geactiveerd, gaat het Stop & Start-systeem niet over op de STOP-stand. In de STOP-stand wordt bij het activeren van de Park Assist de motor weer gestart. |
De Park Assist kan maximaal 4 parkeercycli achter elkaar
uitvoeren.
Na deze 4 cycli wordt de functie gedeactiveerd. Als u vindt dat uw auto op dat moment niet goed geparkeerd staat, moet u zelf het stuur weer ter hand nemen om de manoeuvre te voltooien. |
Het verloop van de manoeuvres en de rijinstructies worden op het instrumentenpaneel weergegeven. De assistentie is geactiveerd: als dit pictogram wordt weergegeven in combinatie met een maximumsnelheid, geeft dit aan dat het sturen wordt overgenomen door het systeem: raak het stuurwiel niet aan. De assistentie is gedeactiveerd: als dit pictogram wordt weergegeven, geeft dit aan dat het sturen niet meer door het systeem wordt uitgevoerd: u moet het stuur zelf weer ter hand nemen. |
Controleer altijd de directe omgeving van uw auto voordat u met een parkeermanoeuvre begint. |
De functie parkeerhulp is niet beschikbaar tijdens de meting
van de beschikbare ruimte. Na deze meting waarschuwt de functie u
tijdens de manoeuvre als uw auto een obstakel nadert: het
geluidssignaal klinkt ononderbroken als de ruimte tussen de auto
en het obstakel minder dan 30 cm bedraagt.
Als u de functie parkeerhulp hebt gedeactiveerd, wordt deze automatisch weer geactiveerd bij de geassisteerde manoeuvres. |
Als de Park Assist wordt ingeschakeld, wordt het Dodehoekbewakingssysteem uitgeschakeld. |
Werking
Hulp bij fileparkeren
- Zodra u een vrij parkeervak hebt gevonden,
Druk op deze toets.
of
Selecteer " Park Assist " in het menu " Rijhulpsysteem " van het touchscreen om de functie te activeren.
Rijd niet sneller dan 20 km/h en selecteer " Inparkeren " op het touchscreen.
Bij het fileparkeren herkent het systeem geen parkeervakken die aanzienlijk korter of langer zijn dan de auto. |
- Schakel de richtingaanwijzer in aan de zijde waar u wilt parkeren om de meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij voor dat u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter tussen de geparkeerde auto's en uw auto aanhoudt.
- Rijd langzaam en volg de instructies tot het systeem een vrij parkeervak vindt.
- Rijd langzaam vooruit tot er in combinatie met een geluidssignaal een melding verschijnt die u verzoekt de achteruitversnelling in te schakelen.
- Schakel de achteruitversnelling in, laat het stuurwiel los en laat de auto rijden met een snelheid van maximaal 7 km/h.
- De geassisteerde parkeermanoeuvre is bezig.
Rijd niet sneller dan 7 km/h voor of achteruit en volg de waarschuwingen van de "Parkeerhulp" tot wordt aangegeven dat de manoeuvre is voltooid.
- Als de manoeuvre is voltooid, gaat het verklikkerlampje van de
functie op het instrumentenpaneel uit en wordt een melding weergegeven
in combinatie met een geluidssignaal.
De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het stuur weer overnemen.
Hulp bij uitparkeren na fileparkeren
- Start als u vanuit een fileparkeervak wilt wegrijden eerst de motor.
Druk bij stilstaande auto op deze toets.
of
Selecteer " Park Assist " in het menu " Rijhulpsysteem " van het touchscreen om de functie te activeren.
Druk op " Uitparkeren " op het touchscreen.
- Schakel de richtingaanwijzer in aan de zijde van de rijbaan.
- Schakel de achteruit- of vooruitversnelling in en laat het stuurwiel los.
- De geassisteerde parkeermanoeuvre is bezig. Rijd niet sneller dan 5 km/h vooruit of achteruit en volg de waarschuwingen van de "Parkeerhulp" tot wordt aangegeven dat de manoeuvre is voltooid.
De manoeuvre is voltooid zodra beide voorwielen van de auto zich buiten het parkeervak bevinden.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het verklikkerlampje van de functie op het instrumentenpaneel uit en wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal.
De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het stuur weer overnemen.
Hulp bij haaks inparkeren
Druk zodra u een vrij parkeervak hebt gevonden op deze toets op het stuurwiel,
of
Selecteer " Park Assist " in het menu " Rijhulpsysteem " van het touchscreen om de functie te activeren.
Rijd niet sneller dan 20 km/h en selecteer " Vakparkeren " op het touchscreen.
- Schakel de richtingaanwijzer in aan de zijde van het gekozen parkeervak om de meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij voor dat u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter tussen de geparkeerde auto's en uw auto aanhoudt.
- Rijd langzaam en volg de instructies tot het systeem een vrij parkeervak vindt.
Als er meerdere parkeervakken naast elkaar worden gedetecteerd, wordt uw auto naar het laatste parkeervak geleid. |
- Rijd langzaam vooruit tot er in combinatie met een geluidssignaal een melding verschijnt die u verzoekt de achteruitversnelling in te schakelen.
- Schakel de achteruitversnelling in, laat het stuurwiel los en laat de auto rijden met een snelheid van maximaal 7 km/h.
- De geassisteerde parkeermanoeuvre is bezig.
Rijd niet sneller dan 7 km/h en volg de instructies op het instrumentenpaneel en de waarschuwingen van de "Parkeerhulp" tot wordt aangegeven dat de manoeuvre is voltooid.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het verklikkerlampje van de functie op het instrumentenpaneel uit en wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal.
De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het stuur weer overnemen.
Tijdens het haaks inparkeren wordt de functie Park Assist automatisch gedeactiveerd zodra de achterzijde van de auto een obstakel tot minder dan 50 cm is genaderd. |
Tijdens het inparkeren of het uitrijden van een parkeervak
kan de functie achteruitrijcamera in werking treden.
Deze functie zorgt ervoor dat u een beter overzicht hebt van de directe omgeving van de auto door aanvullende informatie op het instrumentenpaneel weer te geven. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de achteruitrijcamera. |
Deactiveren
Het systeem kan worden gedeactiveerd door op de toets te drukken.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
- als het contact wordt afgezet,
- als de motor afslaat,
- als er binnen 5 minuten na het selecteren van het type manoeuvre niet wordt gestart met een manoeuvre,
- als de auto tijdens de manoeuvre langdurig blijft stilstaan,
- als de antispinregeling (ASR) in werking treedt,
- als de maximale wagensnelheid wordt overschreden,
- als de bestuurder het stuurwiel tegenhoudt,
- na meer dan 4 parkeercycli,
- als het bestuurdersportier wordt geopend,
- als één van de voorwielen op een obstakel stuit.
Het verklikkerlampje van de functie op het instrumentenpaneel gaat uit en er wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal.
De bestuurder moet nu het stuur weer overnemen.
Deactiveren Als het systeem tijdens een manoeuvre wordt gedeactiveerd, moet de bestuurder het systeem weer activeren om de meting voort te zetten.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
- bij het trekken van een aanhangwagen,
- als het bestuurdersportier wordt geopend,
- bij een wagensnelheid van meer dan 70 km/h.
Raadpleeg om het systeem voor langere duur te laten uitschakelen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
Afhankelijk van de uitvoering gebeurt het volgende:
- dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden en er wordt een melding weergegeven, in combinatie met een geluidssignaal,
- dit pictogram schakelt over op de waarschuwingsmodus, het verklikkerlampje knippert enige tijd waarna het dooft.
In het geval van een storing in de stuurbekrachtiging wordt dit pictogram weergegeven op het instrumentenpaneel in combinatie met een waarschuwingsmelding.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de ruimte tussen uw auto en de parkeerplek te groot is, kan
het systeem mogelijk de beschikbare ruimte niet meten.
Objecten die groter zijn dan de afmetingen van de auto, worden bij een manoeuvre niet gedetecteerd door het Park Assist-systeem. |
Controleer bij slecht weer en bij winterse omstandigheden of
de sensoren niet worden bedekt met vuil, rijp of sneeuw.
Laat in het geval van een storing het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. |
Zie ook:
Toyota Auris. Plaatsen van een baby- of kinderzitje met behulp van een
veiligheidsgordel
■ Baby of kinderzitje waarin het kind met het gezicht tegen de rijrichting
in zit
1. Plaats het zitje zodanig op de
achterstoel dat het kind naar
achteren kijkt.
2. Voer de veiligheidsg ...
Ford Focus. Alle MyKeys wissen
Wanneer u alle MyKeys wist, verwijdert u alle beperkingen en worden
alle MyKeys gereset naar hun oorspronkelijke status van
admin-sleutel.
Schakel het contact in met behulp van een admin ...