Opel Astra: Controlelampen - Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen - Instrumenten en bedieningsorganen - Opel Astra - InstructieboekjeOpel Astra: Controlelampen

De beschreven controlelampen zijn niet in alle auto's aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instrumentuitvoeringen.

Afhankelijk van de uitrusting kan de plaats van de controlelampjes variëren. Bij het inschakelen van de ontsteking lichten de meeste controlelampen korte tijd op bij wijze van functietest.

Betekenis kleuren controlelampen:

rood : gevaar, belangrijke herinnering
geel : waarschuwing, aanwijzing, storing
groen : inschakelbevestiging
blauw : inschakelbevestiging
wit : inschakelbevestiging

Kijk naar alle controlelampjes op de verschillende instrumentengroepen.

Richtingaanwijzer

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt of knippert groen.

Brandt korte tijd De parkeerlichten zijn ingeschakeld.

Knippert Een richtingaanwijzer of de alarmknipperlichten zijn geactiveerd.

Snel knipperen: richtingaanwijzer of bijbehorende zekering defect, richtingaanwijzer aanhanger defect.

Gordelverklikker

Gordelverklikker op de voorstoelen

Instrumenten en bedieningsorganenvan de bestuurdersstoel brandt of knippert rood op de instrumentengroep.

Instrumenten en bedieningsorganen

Instrumenten en bedieningsorganenvan de passagiersstoel voorin brandt of knippert rood op de dakconsole wanneer de stoel bezet is.

Brandt Na het inschakelen van de ontsteking, totdat de veiligheidsgordel is omgedaan.

Knippert Na het starten van de motor gedurende maximaal 100 seconden totdat de gordel is vastgemaakt.

Status veiligheidsgordel op zitplaatsen achterin (auto's met Midlevel-display)

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt of knippert wit of grijs op het Driver Information Center, na het starten van de motor.

Brandt wit De veiligheidsgordel is losgemaakt.

Brandt grijs De veiligheidsgordel is vastgemaakt.

Knippert wit of grijs Vastgemaakte veiligheidsgordel is losgemaakt.

Status veiligheidsgordel op zitplaatsen achterin (auto's met Uplevel-display)

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt groen of grijs of knippert geel op het Driver Information Center, na het starten van de motor.

Brandt grijs De veiligheidsgordel is losgemaakt.

Brandt groen De veiligheidsgordel is vastgemaakt.

Knippert geel Vastgemaakte veiligheidsgordel is losgemaakt

Airbag en gordelspanners

Instrumenten en bedieningsorganen brandt rood.

Bij het inschakelen van het contact brandt de controlelamp ca.

vier seconden. Brandt deze niet, dooft deze niet na vier seconden of licht deze tijdens het rijden op, dan is er een storing in het airbagsysteem.

De hulp van een werkplaats inroepen.

De airbags en gordelspanners gaan mogelijkerwijs niet af tijdens een ongeval.

Geactiveerde gordelspanners of airbags worden aangeduid door aanhoudend branden van Instrumenten en bedieningsorganen.

Waarschuwing Oorzaak van de storing onmiddellijk door een werkplaats laten verhelpen.

Airbag-deactivering

Instrumenten en bedieningsorganen

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt geel.

Airbag voorpassagier is geactiveerd.

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt geel.

Airbag voorpassagier is gedeactiveerd.

Laadsysteem

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt rood.

Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.

Brandt bij een draaiende motor

Stoppen, motor afzetten. Accu wordt niet opgeladen. Motorkoeling wordt mogelijk onderbroken. De rembekrachtiger werkt eventueel niet meer.

De hulp van een werkplaats inroepen.

Storingsindicatielamp

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt of knippert geel.

Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.

Brandt bij een draaiende motor

Storing in het uitlaatgasreinigingssysteem.

De toegestane emissiewaarden worden mogelijk overschreden.

Bij dieselmotoren is regeneratie van het roetfilter in principe niet mogelijk.

Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.

Knippert bij een draaiende motor

Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen totdat de lamp niet meer knippert.

Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.

Rem- en koppelingssysteem

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt rood.

Het vloeistofpeil voor de rem en de koppeling is te laag wanneer de handmatige handrem niet wordt ingeschakeld.

Waarschuwing Stoppen. De auto meteen stilzetten.

De hulp van een werkplaats inroepen.

Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het contact is ingeschakeld.

Elektrische handrem

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt of knippert rood.

Brandt

Elektrische handrem is aangetrokken.

Knippert

Elektrische handrem is niet helemaal aangetrokken of losgezet. Trap het rempedaal in en probeer het systeem te resetten door de elektrische handrem eerst los te zetten en daarna aan te trekken. Blijft Instrumenten en bedieningsorganen knipperen, rijd dan niet door en roep de hulp van een werkplaats in.

Elektrische handrem defect

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt of knippert geel.

Brandt

Elektrische handrem werkt niet optimaal.

Knippert

Elektrische handrem staat in de servicemodus.

Stop de auto, trek de elektrische handrem aan en zet deze los om de rem te resetten.

Waarschuwing Oorzaak van de storing onmiddellijk door een werkplaats laten verhelpen.

Antiblokkeersysteem (ABS)

brandt geel.

Brandt na het inschakelen van de ontsteking enkele seconden. Het systeem is na het doven van het controlelampje klaar voor gebruik.

Als de controlelamp na enkele seconden niet dooft of als deze tijdens de rit gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.

Schakelen

Instrumenten en bedieningsorganenof Instrumenten en bedieningsorganen met het getal van een hogere of lagere versnelling verschijnt wanneer wordt aanbevolen om vanwege de brandstofbesparing op of terug te schakelen.

Afstand tot voorligger

Instrumenten en bedieningsorganengeeft met ingevulde afstandsbalken de gevoeligheid van de waarschuwingstiming wat betreft de afstand tot de voorligger voor de frontaanrijdingswaarschuwing aan.

Lane keep assist

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt groen of geel, of knippert geel.

Brandt groen

Het systeem wordt ingeschakeld en is gebruiksklaar.

Brandt geel

Het systeem nadert een waargenomen rijstrookmarkering, zonder dat de richtingaanwijzer naar die kant is ingeschakeld.

Knippert geel

Het systeem herkent dat de auto de rijstrook grotendeels heeft verlaten.

Elektronische stabiliteitsregeling UIT

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt geel.

Het systeem wordt gedeactiveerd.

Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt of knippert geel.

Brandt

Er zit een storing in het systeem.

Verder rijden is mogelijk. De rijstabiliteit kan echter afhankelijk van de staat van het wegdek verslechteren.

Oorzaak van de storing onmiddellijk door een werkplaats laten verhelpen.

Knippert

Het systeem is actief ingeschakeld.

Het motorvermogen kan worden begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.

Traction Control-systeem UIT

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt geel.

Het systeem wordt gedeactiveerd.

Voorverwarming

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt geel.

Het voorverwarmen van de dieselmotor is geactiveerd. Wordt alleen bij lage buitentemperaturen ingeschakeld.

Start de motor wanneer het controlelampje dooft.

Bandenspanningscontrolesysteem

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt of knippert geel.

Brandt

Banden verliezen spanning. Meteen stoppen en bandenspanning controleren.

Knippert

Storing in het systeem of montage van een wiel zonder druksensor (bijv.

reservewiel). Na 60 tot 90 seconden brandt de controlelamp continu. De hulp van een werkplaats inroepen.

Motoroliedruk

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt rood.

Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.

Brandt bij een draaiende motor

Voorzichtig Motorsmering wordt mogelijk onderbroken. Dit kan aanleiding geven tot motorschade en/of tot het blokkeren van de aandrijfwielen.

  1. Koppelingspedaal bedienen.

  2. Neutraalstand selecteren.

  3. Zo spoedig mogelijk de verkeersstroom verlaten zonder hierbij andere weggebruikers te hinderen.

  4. Contact uitschakelen.

Waarschuwing Bij uitgeschakelde motor gaat remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder.

Tijdens een Autostop werkt de rembekrachtigingseenheid nog altijd.

De sleutel niet uitnemen voordat de auto helemaal stilstaat, omdat het stuurslot anders plotseling kan worden geactiveerd.

Controleer het oliepeil voordat u de hulp van een werkplaats inroept.

Te laag brandstofpeil

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt of knippert geel.

Brandt

Peil in brandstoftank is te laag.

Knippert

Brandstofvoorraad opgebruikt.

Onmiddellijk bijtanken. Tank nooit leegrijden.

Startbeveiliging

Instrumenten en bedieningsorganenknippert geel.

Storing in de startbeveiliging. De motor kan niet worden gestart.

Rijverlichting

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt groen.

De rijverlichting is ingeschakeld.

Grootlicht

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt blauw.

Brandt bij ingeschakeld grootlicht of bij lichtsignaal.

Grootlichtassistentie

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt groen.

De grootlichtassistentie wordt geactiveerd.

Zie LED-koplampen.

LED-koplampen

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt of knippert geel.

Brandt

Storing in het systeem.

De hulp van een werkplaats inroepen.

Knippert

Systeem wordt overgeschakeld op symmetrisch dimlicht.

Controlelampje Instrumenten en bedieningsorganen knippert gedurende ongeveer vier seconden na het inschakelen van het contact als herinnering voor het symmetrische dimlicht

Mistlamp

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt groen.

De voorste mistlampen zijn ingeschakeld.

Mistachterlicht

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt geel.

Het mistachterlicht is ingeschakeld.

Cruise control

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt wit of groen.

Brandt wit

Het systeem is ingeschakeld.

Brandt groen

De cruise control is actief. De ingestelde snelheid wordt in het Driver Information Center aangegeven.

Adaptieve cruise control

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt wit of groen.

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt op het Driver Information Centre.

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt wit

Het systeem is ingeschakeld.

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt groen

De adaptieve cruise control is ingeschakeld.

Wanneer adaptieve cruise control aan of actief is, verschijnt Instrumenten en bedieningsorganen met de ingestelde snelheid op het Driver Information Center.

Voorligger gedetecteerd

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt groen of geel.

Brandt groen

Er is een voertuig in dezelfde rijstrook gedetecteerd.

Brandt geel

De afstand tot een voorligger wordt te kort of wanneer u een ander voertuig te snel nadert.

Snelheidsbegrenzer

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt wit of groen.

Brandt wit

Het systeem is ingeschakeld.

Brandt groen

Snelheidsbegrenzer is actief. Ingestelde snelheid wordt aangegeven bij symbool Instrumenten en bedieningsorganen.

Verkeersbordherkenning

Instrumenten en bedieningsorganengeeft gedetecteerde verkeersborden als controlelampje weer.

Portier open

Instrumenten en bedieningsorganenbrandt rood.

Een portier of de achterklep is geopend.

Zie ook:

Ford Focus. Informatiesysteem dode hoek
WAARSCHUWING Gebruik het systeem voor dodehoekdetectie niet ter vervanging van de binnen- en buitenspiegels of over uw schouder kijken voordat u van rijstrook verandert. Het systeem voor do ...

Toyota Auris. Gebruik van de automatische modus
1. Druk op . De ontvochtigingsfunctie wordt ingeschakeld. De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur. 2. W ...

Modellen: